Selecteer een object. Door met de muis te slepen kan je het object daarna verplaatsen. Je maakt gebruik van het toetsenbord.
Nadat je het object selecteerde kan je:
Wil je meerdere objecten selecteren, hou dan de Ctrl-toets ingedrukt.
Selecteer eerst het centrum van de rotatie. Daarna kan je vrije objecten ten opzichte van dit centrum roteren door te slepen met de muis.
Selecteer twee objecten. Een venster verschijnt met informatie omtrent hun onderlinge relatie. (4.3.1).
Klik op een willekeurige plaats in het tekenvenster en sleep. De positie van de oorsprong in het tekenvenster wordt gewijzigd.
Alternatieve werkwijze : Je kan de oorsprong in het tekenvenster ook verplaatsen door met de muis te slepen terwijl je de Ctrl-toets ingedrukt houdt.
Klik op een willekeurige plaats in het tekenvenster om in te zoomen (zie 3.1.4).
Klik op een willekeurige plaats in het tekenvenster om uit te zoomen (zie 3.1.4).
Klik op een object om het te tonen of te verbergen. Alle verborgen objecten worden in een dikke lijnsoort weergegeven. De wijzigingen worden uitgevoerd van zodra je een andere opdracht in de werkbalk kiest.
Klik op een object om respectievelijk het label te tonen of te verbergen. Er zijn drie mogelijkheden voorzien. Je kan ze instellen in de Eigenschappen van een object. Het label kan de naam zijn van het object, de waarde van het object of beide.
Kopieert de zichtbare eigenschappen van een object zoals kleur, afmetingen, lijntype, enz. naar meerdere andere objecten.
Kies eerst het object waarvan je de zichtbare eigenschappen wil kopiëren. Klik daarna op alle objecten waarvan je wil dat deze de zichtbare eigenschappen overnemen.
Klik op elk object dat je wenst te verwijderen.