Volgende: Afbeelding
Omhoog: Commando's
Vorige: Functie
Inhoudsopgave
Index
Subsecties
Bogen en sectoren
De algebraïsche waarde van een boog is zijn lengte.
De algebraïsche waarde van een sector is zijn oppervlakte.
Halfcirkel
- Halfcirkel[punt A, punt B]
- Creëert een halfcirkel met de punten A en B als eindpunten. De lengte van het lijnstuk [AB] is de diameter van de halfcirkel.
CirkelboogMetMiddelpunt
- CirkelboogMetMiddelpunt[punt M, punt A, punt B]
- Creëert een cirkelboog met M als middelpunt en A als beginpunt. Het punt B bepaalt het einde van de boog maar ligt niet noodzakelijk op de boog.
CirkelboogDriePunten
- CirkelboogDriePunten[punt A, punt B, punt C]
- Creëert de cirkelboog die door de drie punten A, B en C gaat.
KegelsnedeBoog
- KegelsnedeBoog[kegelsnede c, punt A, punt B]
- Creëert een boog van een kegelsnede (cirkel of ellips) met de punten A en B als eindpunten. De punten A en B liggen op de kegelsnede.
- KegelsnedeBoog[kegelsnede c, getal t1, getal t2]
- Creëert een boog van een kegelsnede waarvan de eindpunten bepaald worden door de parameterwaarden t1 en t2.
De volgende uitdrukkingen worden gebruikt:
- cirkel: (r cos(t), r sin(t)), waarbij r de straal van de cirkel voorstelt.
- ellips: (a cos(t), b sin(t)), waarbij a en b de lengten zijn van de halve hoofdas en de halve nevenas.
CirkelsectorMetMiddelpunt
- CirkelsectorMet Middelpunt[punt M, punt A, punt B]
- Creëert de cirkelsector met M als middelpunt en A als beginpunt. Het punt B bepaalt het einde van de cirkelsector maar ligt niet noodzakelijk op de cirkel.
CirkelsectorDriePunten
- CirkelsectorDriePunten[punt A, punt B, punt C]
- Creëert de cirkelsector die door de drie punten A, B en C gaat.
KegelsnedeSector
- KegelsnedeSector[kegelsnede c, punt A, punt B]
- Creëert een sector van een kegelsnede (cirkel of ellips) gelegen tussen twee punten A en B. De punten A en B liggen op de kegelsnede.
- KegelsnedeSector[kegelsnede c, getal t1, getal t2]
- Creëert een sector van een kegelsnede waarvan de eindpunten worden bepaald door de parameterwaarden t1 en t2.
De volgende uitdrukkingen worden gebruikt:
- cirkel: (r cos(t), r sin(t)), waarbij r de straal van de cirkel voorstelt.
- ellips: (a cos(t), b sin(t)), waarbij a en b de lengten zijn van de halve hoofas en de halve nevenas.
Volgende: Afbeelding
Omhoog: Commando's
Vorige: Functie
Inhoudsopgave
Index
Markus Hohenwarter, 2005-08-16